Wiskunde
Wiskunde bestaat eigenlijk uit drie grote onderwerpen:
- Analyse: alles wat met formules en grafieken te maken heeft. We proberen regelmaat in tabellen (van bijvoorbeeld metingen) te herkennen, geven deze tabellen grafisch weer en proberen de gevonden regelmaat met formules te beschrijven.
- Meetkunde: het berekenen van oppervlakte en inhoud van allerlei wiskundige (ruimte)figuren, het rekenen in driehoeken en natuurlijk ruimtemeetkunde en in de bovenbouw goniometrie.
- Kansrekenen en statistiek: het berekenen van kansen, procentrekenen, het produceren en leren begrijpen van statistische figuren.
Deze onderwerpen kun je alleen leren beheersen door veel te oefenen. Dit kost tijd, wiskunde is een echt doe-vak. We proberen je zelfstandig werken te leren. Vanaf de eerste klas wordt al gewerkt met antwoordenboekjes en in hogere klassen met studieplanners. Hierdoor is er in de les meer tijd voor het bespreken van de moeilijkste opgaven, extra uitleg en interessante toepassingen. We leren je stapsgewijs problemen oplossen en willen je, behalve een stevige wiskundebagage, ook een volwassen werkhouding meegeven, waarbij je geleidelijk meer zelfstandigheid krijgt.
Soorten Wiskunde
Er zijn verschillende soorten wiskunde:
- Wiskunde A is een vak dat goed past in het EM- en in het NG-profiel. Je leert omgaan met verschillende soorten grafieken en formules, bijvoorbeeld lineaire en exponentiële groei, en daarnaast is er veel aandacht voor statistiek. Zo besteden we o.a. aandacht aan “Big Data”, wat een steeds grotere rol speelt in onze samenleving. Inhoudelijk ligt bij wiskunde A de nadruk op het analyseren van verbanden tussen grootheden in toegepaste probleemsituaties. Die situaties komen onder andere uit de biologie, de economie en de aardrijkskunde. Belangrijk bij wiskunde A is dus dat je problemen uit de praktijk leert vertalen naar de wiskunde en andersom. Het (algebraïsche) rekenwerk gaat minder diep dan bij wiskunde B, maar ook bij wiskunde A wordt op dat terrein wel het nodige van je verwacht. Je moet daarnaast vooral ook goed informatie kunnen verwerken en kunnen toepassen. Bij de opgaven staat dan ook vaak flink wat tekst die je moet kunnen vertalen naar een wiskundig probleem dat je ook hebt leren oplossen.
- Wiskunde B bevat grotendeels abstracte wiskunde, zonder achterliggende context. De opgaven stellen hoge eisen aan het abstractievermogen en aan de beheersing van algebraïsche vaardigheden. Om die reden wordt wiskunde B vaak als de ‘moeilijkere’ wiskunde gezien. Voor wiskunde B is het daarom van belang dat je wiskunde leuk vindt en niet al te lastig. Je zult in klas 3 zeker al goede resultaten voor wiskunde moeten hebben, anders valt de keuze voor B echt af te raden. Zeker gezien het feit dat de slaag-/zakregeling bij het eindexamen slechts één vijf toelaat bij de kernvakken Engels, Nederlands en wiskunde. Wiskunde B mag gekozen worden in elk profiel en is bij NT verplicht. Het vak houdt voor een vervolgopleiding alle opties open, maar past inhoudelijk lang niet goed bij elke studie. Wie een bètavak wil gaan studeren of een technische studie kiest, moet wiskunde B in het pakket hebben. Als je aan economische studies denkt of Geneeskunde, is wiskunde B een minder goede keuze, o.a. omdat statistiek ontbreekt.
- Wiskunde D is voor leerlingen met wiskunde B in hun pakket die graag ‘alle’ wiskunde willen volgen. Hier wordt onder andere kansrekening en statistiek behandeld; dit zit namelijk niet in het programma van wiskunde B. Verder maken we kennis met de universitaire wiskunde en wiskunde die door het bedrijfsleven wordt toegepast. Omdat het programma van wiskunde D niet strikt is vastgelegd, is er ruimte voor bijzondere initiatieven. In klas 3 gaat het vooral om de keuze tussen wiskunde A of B. Als je eenmaal voor B hebt gekozen, kun je besluiten ook D erbij te doen. Omdat dit vak alleen in klas 5 en 6 wordt aangeboden, kun je de keuze voor wiskunde D ook nog even uitstellen tot je in de vierde klas zit.
Het GGH doet mee aan de Europese Wiskunde Kangoeroe. Dit is een wedstrijd die plaatsvindt op scholen in heel Europa en laat je ervaren dat wiskunde heel leuk en uitdagend kan zijn. Het gaat om dertig verrassende vraagstukken die stuk voor stuk een vonkje creativiteit en een flits van inzicht vragen. Heb je een hoge score gehaald, dan word je uitgenodigd om met de wiskundeolympiade mee te doen.