12 september 2024 -

Disclaimer: de website is onder constructie. Waar u leerjaarcoördinator(en) leest, gaat het om onze conrector(en) a.i.

De Prisma had de eer een Olympische atleet te interviewen. Veronique Meester roeit al sinds 2017 voor TeamNL. Ze heeft tot nu toe 7 EK-medailles, 4 WK-medailles en 2 Olympische Spelen-medailles, waaronder 1 gouden medaille, behaald. In dit interview vertelt ze over haar ervaring op de Olympische Spelen, maar ook over haar schooltijd op het GGH, tosti’s eten op de roeivereniging, haar wederhelft Ymkje Clevering en de struggle van coschappen lopen.

Hoe ben je in aanraking gekomen met roeien? Deed je het al van jongs af aan of heb je het later opgepakt?

Ik ben begonnen in de eerste klas van de middelbare school bij Cornelis Tromp in Hilversum. Ik kom uit een roei familie: mijn ouders roeien, mijn zussen, mijn opa en oma hebben geroeid. Het was dus eigenlijk ‘meant to be’. Ik wilde eigenlijk al beginnen toen ik jonger was, maar je moet een bepaalde lengte hebben. Op mijn twaalfde was ik eindelijk lang genoeg en paste ik in een boot.

 

Van wat ik heb gehoord heeft roeien in de jeugd op hoog niveau een behoorlijk intens trainingsschema, hoe was dat voor jou? 

Klopt: ik trainde toen 5 à 6 keer per week. Ik hoefde nooit school te missen, maar naarmate ik ouder werd, begon ik ook meer te trainen, waaronder soms dubbel trainingen. Maandag was toen mijn rustdag. In de winter gingen we ergometeren, dus op de roeimachine roeien, dat zijn altijd super zware trainingen. Af en toe hadden we krachttraining, een andere keer spinnen op spinfietsen en soms deden we circuitjes in een indoor zaaltje. De trainingen waren dus heel divers. Het was best wel taai om te combineren met school. Maar uiteindelijk was het wel te doen, omdat je vanzelf in een ritme komt: overdag naar school, in de avond sporten en dan daarna je huiswerk maken. Ik leerde door dit drukke schema goed te plannen en de weinige tijd die ik had goed te gebruiken. Ik maakte onder andere veel gebruik van mijn tussenuren om te leren. Ik ging echt wel een paar keer de mist in, maar op school ging het me wel goed af. Uiteindelijk kwam het erop neer dat ik minder vaak uitging in de weekenden en feestjes miste. Hierdoor kreeg ik af en toe wel een beetje FOMO. Maar ik wist dat dit dingen waren die ik moest laten als ik op hoog niveau wilde sporten. Dit geldt nog steeds voor mij. Je moet voor topsport altijd dingen laten en keuzes maken. 

Had je een vaste groep met wie je al deze trainingen volgde?

We waren met een grote groep jeugdroeiers, dat was super leuk. Het was een groep van ongeveer 15 meiden en evenveel jongens. Het was echt super gezellig samen. Roeien was voor mij vooral sociaal dus heel leuk. We waren vaak samen met de groep in het weekend en dan hingen we rond op de club, tosti's eten enzo. Ik doe het nog steeds niet alleen voor het roeien. Dat gevoel na het sporten is natuurlijk super lekker, maar ik ben helemaal niet zo’n trainingsbeest. Het is belangrijk voor mij om het met leuke mensen te doen, waardoor ik zin krijg om naar de training te gaan. 

 

Hoe was jouw tijd op het Gemeentelijk Gymnasium?

Ik vond de middelbare school prima. Het was zeker niet de beste tijd van mijn leven. Het wordt echt beter, de studententijd is fantastisch. Op de middelbare school maakt leeftijd nog heel erg uit, contact tussen jongens en meiden is lastig en mensen zijn toch wel onzekerder over zichzelf. Maar in de studententijd lijkt het allemaal weg te zijn. Iedereen doet wat normaler tegen elkaar, ongeacht geslacht en leeftijd. Iedereen accepteert elkaar wat meer. Mensen zijn volwassener en meer open, dat vond ik heel fijn. 

 

Wat was je lievelingsvak op het GGH?

Ik vond Grieks heel leuk, heel nerdy eigenlijk, maar ik was er goed in en ik hield erg van al die verhalen. Ik vond alle talen leuk: lekker puzzelen. Helaas doe ik er nu niks meer mee. Van het GGH heb ik vooral geleerd hard te werken en goed kritisch na te denken. Je krijgt een goede basis voor de rest van je studie. 

 

Wat vond je een minder vak?

Ik was super slecht in gym. Ik weet nog dat ik een keer mijn gymleraar vertelde dat ik 5 à 6 keer per week trainde en dat hij dat bijna niet geloofde. Ze lacht. Dat was best wel een klap in mijn gezicht, want ik kon toen gewoon niet rennen. De piepjestest en coopertest bijvoorbeeld waren echt verschrikkelijk. Ook heb ik echt geen coördinatie met ballen en dan zit je op een school waar iedereen hockeyt: ik viel enorm door de mand. Ik blonk dus niet echt uit op dat gebied en ik denk niet dat iemand van mij had verwacht dat dit mijn carrière zou worden. Het rennen gaat me tegenwoordig iets beter af, ik heb de halve marathon gerend op 20 oktober. Mijn renspieren heb ik moeten trainen. Daar ben ik na Parijs wat meer mee bezig geweest. Ik heb dat met een aantal roeiers gedaan omdat we weer een doel wilden waarvoor we konden gaan trainen. Anders zouden we een beetje in een zwart gat vallen. Ik heb altijd wel een doel nodig. 

 

Op de Olympische Spelen in Parijs heb je goud gewonnen in de twee met Ymkje Clevering. Hoe lang roeien jullie al samen? 

Ik roei al 8 jaar samen met Ymkje Clevering. Aan het begin van mijn studententijd ben ik haar tegengekomen. Ik roeide bij ASR Nereus in Amsterdam. In mijn eerste jaar deed ik al mee aan wedstrijden en volgde ik het hele trainingsschema daaromheen, ik was er al gewend aan. Ymkje deed hetzelfde in Groningen bij AGSR Gyas. In het tweede/derde jaar van de uni kwam ik erachter dat ik toch wel wat ambities had en wilde ik graag naar het WK onder 23 jaar. Ik dacht toen: “Als ik dat haal, is het mooi geweest en dan ga ik m’n coschappen lopen.” Op het NK kwam ik Ymkje voor het eerst tegen. We zaten allebei in verschillende tweepersoons boten en werden 3e en 4e op het NK. Zij met iemand van Gyas en ik met iemand van Nereus. Toen wilden onze coaches ons samen zetten in een vierboot. Er was meteen een hele goede klik. We haalden in de vier brons op het WK. Ik kon daarna nog één jaar onder 23 meedoen en we wilden eigenlijk in een twee boot. “Dan is het echt klaar, dan ga ik m’n coschappen doen” zei ik tegen mezelf. Maar we werden Nederlands kampioen! We vielen op bij de Roeibond en uitgenodigd om in de senioren vrouwen achtboot mee te roeien. Ymkje en ik mochten mee naar het EK. We haalden een medaille en werden ‘part of the group’ en kregen een status. Dit was in 2017. Vervolgens belandden we weer de vierboot bij het WK onder 23. En dat jaar werden we wereldkampioen. De rest is geschiedenis. In Tokyo zaten we in de vier. Het is heel geleidelijk gegaan allemaal. Ik heb er echt in moeten groeien. Ik had altijd wel een doel, maar ik was niet super goed, dus mijn doelen waren allemaal niet te hoog gegrepen.

Hoe zorgen jullie ervoor dat jullie het beste uit elkaar halen?
Ymkje en ik zijn goede vriendinnen: je gaat veel op trainingskamp en ligt bij elkaar op de kamer, je zit samen in de boot, bij het avondeten kom je samen aangelopen en ga je dan ook maar samen eten. Gelukkig zijn we elkaar niet snel zat. Sinds Tokio zijn we ook met de mannen samen gaan trainen, dat is een hele grote groep en geeft een leuke dynamiek. Af en toe zoeken we ook andere mensen op. We weten goed van elkaar wat we nodig hebben. Als ik moe ben moet ik me soms gewoon even terugtrekken door alleen op bed een serie te kijken of een middagdutje te doen. Terwijl zij juist graag sociaal bezig is: spelletjes spelen met anderen, breien en haken en met mensen kletsen. Daarnaast merkten we de afgelopen jaren ook dat het belangrijk is om te bespreken hoe we met spanning voor wedstrijden, zware trainingen, onverwachte situaties en tegenslagen omgaan. We hielden het daarvoor altijd best wel luchtig en dan dacht je elkaar wel goed genoeg te kennen. Maar we zijn met onze Canadese coach en een sportpsycholoog echt gaan praten over wat sterke en zwakke punten van onszelf en elkaar zijn en hoe we elkaar aanvullen. Het is goed dat soort gesprekken te houden ook al denk je elkaar goed te kennen.

Hoe heb je jouw studie gecombineerd met roeien?
Ik ben geneeskunde gaan studeren toen ik 18 was en haalde m’n bachelor in 3 jaar tijd met een klein beetje uitloop. Ik had nog wat wachttijd voor mijn coschappen en vond in die tijd de aansluiting bij team NL. Coschappen is 40/50 uur per week in het ziekenhuis. Daarnaast een vol trainingsschema lopen is gewoon niet mogelijk. De afgelopen jaren had ik 14 keer per week training met één rustdag op zondag. Het was dus niet te combineren. In 2018 ben ik in overleg met mijn coach een half jaartje er tussenuit gegaan. Daarna moest ik weer beginnen met trainen voor de Spelen in Tokio en zei ik tegen mezelf: “Na Tokio maak ik het af.” Toen kwam Corona en werd alles weer uitgesteld. Tussen Tokio en Parijs zat opeens maar 3 jaar. Dit week af van mijn oorspronkelijke plan. Ik liep uiteindelijk ¾ jaar coschappen. Naast die coschappen heb ik een trainingsschema gevolgd om fit te blijven. In mei 2022 kwam ik terug en ging ik vol voor Parijs. Nu heb ik nog 1 jaar coschappen over. Ik wil het nu wel afmaken: ik ben al 10 jaar bezig. Als je begint met studeren heb je tijd zat, het hoeft echt niet allemaal zo snel mogelijk, maar ik ben er nu wel klaar mee. Het is gek om mensen met wie ik studeerde al rond te zien lopen als arts.


Maar zij hebben geen gouden medaille.

Ze lacht. Ja klopt.

Wil je denk je nog doorgaan met roeien en trainen voor de Olympische Spelen in 2028?
Ik weet nog niet of hierna doorga met roeien. Ik vind het nog zo leuk. Ik hou de optie open. Eerst even kijken of ik het mis dit jaar. Nadat mijn coschappen klaar zijn wil ik graag de huisartsen kant op, dus in de praktijk. Dat is breder, persoonlijker. Ik wil graag mijn patiënten kennen.

Wat was jouw ervaring met de Olympische Spelen? Was het altijd al een droom om de Olympische Spelen te halen?
Ik was in het begin nog niet super duper goed, ik was prima-oké. Ik dacht nooit: “Oké, ik wil en moet ooit naar de Olympische Spelen.” De maanden voor Tokio zat ik veel te dromen, omdat het mogelijk begon te worden. Dat werd uiteindelijk een hele rare Spelen door COVID. We zaten wel in het Olympische Dorp, maar we moesten elke dag testen. Het was allemaal super spannend, omdat er veel Corona gevallen waren in de roeiploeg. Het kwam heel dichtbij en daardoor moesten we allerlei strenge maatregelen volgen: we moesten met aparte bussen of taxi’s naar de wedstrijden en er was maar één wc die gebruikt mocht worden. Het was dus niet helemaal hoe ik het verwachtte. Ik hoopte op één groot feest. De realiteit was echter dat we zilver wonnen en 24 uur later in het vliegtuig naar huis zaten. Dat was behoorlijk zuur. In Nederland mocht ook niet echt feest gevierd worden. 


Toen begon ik eigenlijk al te dromen over Parijs. Daar mocht ik ook heen! Parijs was wel één groot feest met super veel Nederlanders. Vrienden, familie, volle tribunes: dat was echt insane. Je hebt een race van 2000 meter en bij de 1000 meter hoor je al een muur van geluid vanaf de zijlijn. Dan mag je nog op het podium staan met veel ontlading. Het was zó gaaf en bijzonder. Het is leuk om te zien dat het roeien wat meer aandacht krijgt, het heeft altijd een beetje op de achtergrond gestaan. In de afgelopen jaren heeft Nederland een recordaantal medailles gehaald. In 2022 had Nederland het beste WK ooit. In 2023 werd dat overtroffen met gouden medailles. 2024 zijn we nummer 1 geworden op de ranking van de roei-landen. De pers ziet dit ook allemaal. Mensen begrijpen roeien over het algemeen niet. Ze weten niet hoeveel pijn we hebben. Ze weten dat rennen bijvoorbeeld stom is, net als bij zwemmen. Roeien ziet er makkelijk uit maar als je het doet ga je gewoon helemaal dood.

Ben je veel beroemdheden tegengekomen in Parijs?
Ik heb vooral veel mensen van Team NL ontmoet. Ik heb lekker gefeest met de hockeyers. Ook ben ik Sifan Hassan en Harrie Lavreysen tegengekomen. Ik mocht bij Annemiek van Vleuten aan tafel en bij Qmusic op de radio met Mattie en Domien. En ik heb Snoop Dogg gezien!

Wie is jouw sportidool?
Vroeger waren er twee Britse vrouwen op de Londense spelen in 2012: Heather Stanning en Helen Glover. Zij waren echt fantastisch. Hun techniek was zo soepel en de manier waarop het blad van hun roeispanen het water in ging: zo sterk, dat zag je toen gewoon nog niet. Ook waren de vrouwen uit Nieuw Zeeland in de twee in Tokio echt een voorbeeld voor mij. Ik heb bij het WK in 2022 tegen hen mogen roeien. We verloren net van ze. Eén van die vrouwen stuurde me voor de finale in Parijs een berichtje met “Succes, ik hoop dat jullie winnen.” Dat was echt zo’n besefmomentje.

Heb je nog advies voor de kinderen die nu op het GGH zitten?
Alles kan! Je kan van een niet-heel-sportiefpersoon naar de Olympische Spelen gaan, als je maar doelen voor jezelf blijft stellen. Durf uit te spreken wat je doelen zijn zodat de mensen om je heen je ook kunnen helpen.


Geschreven door: Caitlin Reijans klas 6 voor de Prisma van november.

Instagram: @veroniquemeester